West-Vlaamse regeringstop beslist sneller

Posted on Posted in In de pers, Viceminister-president en Vlaams minister 2016 - 2018

Krant van West-Vlaanderen – Jos Remaut, Jan Gheysen en Pascal Kerkhove I Ze hebben weinig woorden nodig om mekaar te begrijpen en spreken geen West-Vlaams als ze onderling met de minister-president Geert Bourgeois in gesprek zijn. Uitzondering: de vice-minister-presidenten Hilde Crevits en Bart Tommelein wagen zich wel in het West-Vlaams als ze mekaar in Brussel spreken. Wij treffen ze alle drie op het kabinet van de minister-president in hartje Brussel. Voor een gesprek over de bijzondere talenten die West-Vlamingen aan het Martelarenplein én in de provincie weten uit te spelen. Of zijn er ook handicaps die hen parten spelen?

Terwijl de hoofdstad op vrijdagavond leegloopt en het ook stiller wordt op het Martelarenplein, ontmoeten wij de West-Vlaamse top van de Vlaamse regering op het kabinet van minister-president Geert Bourgeois. “West-Vlamingen zijn – om het met de woorden van professor Devos te zeggen – doenderiken”, zegt Bart Tommelein.” Al hebben West-Vlamingen niet alleen troeven in de hand, weten ze alle drie.

Het debat over de ‘graaicultuur’ onder politici zindert nog na als we de West-Vlaamse topministers van de Vlaamse regering ontmoeten. Ze hebben net een persconferentie achter de rug waarin ze maatregelen aankondigden om de ‘bijverdiensten’ onder politici binnen de perken te houden. De hele heisa laat sporen en littekens na: de geloofwaardigheid van de politieke kaste ligt op straat.

“We hebben als regering snel gereageerd door maatregelen te nemen. Op een paar uur tijd was er binnen de regering eensgezindheid hierover”, zegt Vlaams minister voor Onderwijs Hilde Crevits. “We hebben de gaten gedicht. Het oerwoud van structuren pakken we aan, het aantal mandaten verminderen we, maar anderzijds mogen we niet verzeild raken in de anti-politiek. Ik had een vriend die zei ‘je moet van den beir gegeten hebben om aan politiek te doen’”, zegt Geert Bourgeois. “Ik vind dat een politicus recht heeft op een correcte vergoeding. In de vorige regeerperiode vroeg een lokale mandataris me om aan zijn vergoeding te verzaken. Ik heb dat geweigerd, want dan riskeren we dat alleen de vermogenden – die deze vergoeding helemaal niet nodig hebben – nog aan politiek doen. Ik ontmoet trouwens veel lokale politici die keiharde werkers zijn.”

Met publieke middelen

Hilde Crevits: “Dat is zo en ik vind het belangrijk om dat te onderstrepen. Dat beeld van ‘het zijn allemaal zakkenvullers’ klopt natuurlijk niet. Maar… ik heb ook gemerkt hoe makkelijk gesproken wordt over bedragen van 20.000 tot 25.000 euro, terwijl een modale Vlaming een maand werkt voor 1.500 of 1.800 euro. Dat gaat er niet meer in, dat begrijp ik. We werken met publieke middelen, met belastinggeld en daar moeten we sober en zuinig mee omspringen.”

De hele discussie legt volgens de minister-president nog een ander heikel punt bloot: bij politici en media verschuift de aandacht van het inhoudelijke van het politieke werk naar datgene waarmee ineens kan worden gescoord. “De druk van de sociale media speelt hierin een grote rol. Niet alleen voor politici, maar ook voor de media”, zegt minister Bart Tommelein. “De geloofwaardigheid van politici blijft sowieso een moeilijk gegeven: eenvoudig omdat het in de politiek gaat over een botsing van ideeën. En mensen hebben het niet altijd gemakkelijk om een onderscheid te maken tussen een partijstandpunt, een persoonlijke mening, een bestuursakkoord.”

Geen ruzie maken

“Dat discussiëren en debatteren hoort er bij. Maar ik ben niet in de politiek gegaan om ruzie te maken met Bart of Geert”, zegt Hilde Crevits. “Ik wil de samenleving beter maken. Aan de beslissingen die we vandaag met de regering hebben genomen, zijn debatten vooraf gegaan. Maar daarover heb je in de media geen smeuïge details gelezen, die discussies hebben we intern kunnen voeren en wat telt is hetgeen we finaal hebben kunnen beslissen.”

De mandatenkwestie ligt iedereen zwaar op de maag, zoveel is duidelijk. Ook het cumuleren van schepen- en burgemeestersambten met de job van een parlementslid of een minister ligt gevoelig. Minister Bart Tommelein verwijst naar zijn ervaringen met Nederlandse parlementsleden. “Een Nederlands parlementslid vertrekt op maandagmorgen van thuis naar Den Haag en keert op vrijdagavond terug naar zijn woonplaats. Het weekend brengt zo’n parlementslid thuis bij de familie door. Die heeft dus geen enkele behoefte om zich onder de mensen te bewegen op café, bij verenigingen enzovoort. Ik heb het ooit meegemaakt op een camping met Nederlanders. Dat was toen ik fractieleider was in het parlement. Toen die Nederlanders vernamen dat er een parlementslid bij hen kampeerde, viel hun mond open. Zij hadden nog
nooit een parlementslid live ontmoet. Wij kunnen ons dat niet voorstellen! Kijk, dit is een persoonlijke mening en geen standpunt van de partij, maar ik zou niet gelukkig zijn als we zouden kiezen voor een kaste van beroepspolitici zoals dat in Nederland het geval is. We moeten voeling kunnen houden met wat bij de mensen leeft. Men heeft het vaak over de kloof tussen burger en politiek, maar ik vraag me echt af of die kloof er wel is. Er wordt van ons verwacht dat we altijd bereikbaar zijn, dat we aanspreekbaar zijn. Ze noemen ons geen minister, nee, ze spreken me aan met ‘Bartje’… Wij staan echt wel tussen de mensen, elk weekend.”

“Ik put daar ook wel energie uit”, zegt Hilde Crevits. “Neem nu het onderwijs. Sommigen willen alles op de schop maar dat is zeker niet nodig. Onlangs bezocht ik een Brugse school met een prachtig project tegen het pesten, ik heb daar mijn ogen opengetrokken. Je ontmoet daar gemotiveerde leerkrachten en dat geeft me energie. Als ze je aanspreken met Bartje – die tje mag er wel af – dan is dat eigenlijk een mega-compliment dat je krijgt. Het betekent ook dat als mensen met iets zitten, ze dan naar je toe zullen komen.”

“Wij zitten in de Latijnse cultuur: in Frankrijk is haast elke minister titelvoerend burgemeester. Nu, het debat over die cumuls wordt gevoerd. Bij ons in de partij en ook in andere partijen. Maar wat de wedde betreft is al een en ander geregeld: er is een maximum vastgelegd van anderhalve keer de wedde van een parlementslid”, stipt de minister-president aan.

“Het is ook een kwestie van persoonlijke ethiek”, zegt minister Hilde Crevits. “Ik zie mensen in onze fractie die perfect een lokaal met een parlementair mandaat kunnen combineren en ik zie ook mensen die gewurgd worden door een lokaal mandaat en te weinig tijd overhouden om in het parlement goed te kunnen functioneren. Als je iets niet goed kan doen, dan, veronderstel ik, ben je ongelukkig en dan beslis je voor jezelf of je dat al of niet aankunt.”

Of West-Vlamingen meer kunnen dan andere Vlamingen laten we even in het midden. Al aarzelt Bart Tommelein niet om West-Vlamingen met de woorden van professor Carl Devos te typeren: het zijn doenderiken. Toch vindt de minister van Energie dat hij niet echt beantwoordt aan het prototype van West-Vlaming. “Een te grote mond, misschien”, grapt minister Crevits. “Ja, dat zeker. Maar ik ben een West-Vlaming van aan de kust en als je ons hier met zijn drieën bekijkt, dan zijn we alle drie op een andere manier West-Vlaming. Maar laat het duidelijk wezen: ik zal nooit verloochenen dat ik een West-Vlaming ben”, zegt Bart Tommelein.

Geert Bourgeois: “Ik denk dat ik van de drie de meest typische ben, zeker wat het minder extraverte betreft. Een West-Vlaming is in elk geval minder extravert dan de andere Vlamingen, het zijn harde werkers, ze vragen zo min mogelijk van Brussel. Als het tegenvalt, dan is het kop-in-kas en voortdoen.”

“Wij hebben weinig woorden nodig om tot de kern van de zaak te komen”, vult Geert Bourgeois nog aan. En dat heeft gevolgen voor het kernkabinet op Vlaams niveau. “Met deze ‘kern’ komen wij heel snel tot beslissingen en tot oplossingen.”

Hilde Crevits: “Toen ik minister van Openbare Werken was, werkte ik geregeld samen met de mensen van de haven van Antwerpen. Zij zeiden dan wel eens dat ze heel graag met West-Vlamingen aan de slag gaan precies omdat we zo snel to the point komen. En wij, zeiden die Antwerpenaren, kunnen dat niet.”

Te bescheiden

“Wij hebben ook niet de neiging om met de pluimen te gaan lopen als we een West-Vlaams dossier voor ons liggen hebben. We werken daar als West-Vlamingen samen aan”, zegt Bart Tommelein.

Minister-president Geert Bourgeois ziet evenwel ook een negatief kantje aan het no-nonsense-karakter van de West-Vlaming. “Hij is doorgaans bescheiden. En dat is op zich niet slecht, we moeten vooral niet naast onze schoenen gaan lopen. Maar anderen slagen er vaak beter in dan West-Vlamingen om zichzelf te verkopen. Wij zijn dé industriële provincie van Vlaanderen en als ik zie welke topindustrie wij in huis hebben, hoe die ondernemingen ver voorop lopen bij de rest van Vlaanderen en in vergelijking met de Verenigde Staten bijvoorbeeld… Maar wij tonen dat te weinig.”

“Wij zouden nog meer moeten inzetten op de samenwerking tussen hogescholen en industrie om onze provincie op dat vlak nog meer op de kaart te zetten”, vult Hilde Crevits aan. “Wij zijn met onze hogescholen heel praktijkgericht en er is nood aan praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek”, zegt Bart Tommelein daarover. “Daar stoppen we, mijn collega Muyters en ik, 10 miljoen euro in”, zegt Hilde Crevits.

Eén van de ‘problemen’ waarmee West-Vlaanderen kampt is de rivaliteit tussen steden onderling. Geert Bourgeois: “Wij hebben geen uitgesproken hoofdstad van de provincie zoals Gent dat is voor Oost-Vlaanderen of Antwerpen voor de provincie Antwerpen.”

“Het hoeft niet zo te zijn dat een hele provincie zich optrekt aan een stad. Het ontbreken van een grote pool hoeft geen handicap te zijn, we kunnen best lopen op twee benen. We moeten het gezamenlijk verkopen en niet in rivaliteit”, zegt Hilde Crevits daarover.

Ambiance

Geert Bourgeois: “Jonge mensen willen niet langer alleen een goede job, ze willen ook een omkadering van evenementen, van een bruisend uitgaansleven, van cultuur. Kijk naar wat Barco doet met zijn nieuw gebouw The Circle of kijk naar de torens van Skyline in Izegem: daar komen jonge ingenieurs wel op af. Daar wordt geïnvesteerd in een iconische omkadering en omgeving, het is veel meer dan louter werk geven en werk nemen. Er is behoefte aan meer attractiviteit, aan ambiance. Er zijn steden bij ons waar er na zeven uur ’s avonds geen kat meer op straat te zien is, bij manier van spreken. Dat heb je in Gent en Antwerpen niet.”

Bart Tommelein: “Het aantal boekingen in Oostende stijgt en dat heeft onder meer te maken met de inspanningen die de stad leverde op cultureel vlak. Mensen willen meer dan vroeger tijdens hun verblijf iets beleven.”

Beleving én ambiance, het zijn sleutelwoorden waarmee West-Vlaanderen de komende jaren zichzelf meer dan ooit zal ontsluiten. En sfeer was er na het gesprek ook zodra we de drie ministers hun editie van onze KW serveerden. Het werd al vrij vlug duidelijk wat ze zochten toen ze aan het bladeren gingen: “En, sta jij er in?” hoorden we meer dan eens…

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.